Bertha Stokkers-Wes

[Interviewers: Hennie Westerveld en Jacques van Baal, juni 2010]

Om de tijd te duiden begint mevrouw Stokkers met een anekdote.
Ze vraagt ons of we de betekenis kennen van “’n toet’n van Seinhorst”. Gerard Schartman begint te lachen en kent de betekenis, mij zegt het niet meer dan de simpele vertaling van “de zak van Seinhorst”.
Bertha legt het uit: de zak werd door zijn uiterlijk herkend en daarmee verdoezelen veel mensen dat ze niet konden lezen. Over die tijd hebben we het dus. We spreken af dat we na drie kwartier zullen stoppen. Reactie Bertha: “Ik weet niet of ik het zolang kan volhouden”.

Bertha werd geboren in Haaksbergen aan de Siepeweg, dicht bij de Bommelas in het Buurzerzand. Ze ging in de Veldmaat naar school, je weet wel de school waar nu de scouting in zit. Het schoolhoofd bepaalde aan het eind van de zesde klas wie er naar de Ulo mochten. Bertha was een van de drie uitverkorenen. Maar haar moeder bepaalde anders; haar oudere zus Gerda kon niet studeren, dan mag Bertha niet studeren en dus allemaal in betrekking door de week.
Ze groeide op in een gezin met vier meisjes die nu allemaal nog in leven zijn. Gerda is nu 90 jaar oud, dan kwam Bertha, vervolgens Riek (86 jaar) en tenslotte Diny (83 jaar). U begrijpt Gerard nog ik dorsten te vragen hoe oud Bertha zelf nu is.

Grootmoeder strooide nog zand in de keuken waarin nog figuren werden gemaakt omdat de dochters zondags langs kwamen. We droegen allemaal lange rokken, de rijke lui ook maar die waren mooier en chiquer. Op het hoofd werden nog mutsen gedragen, de welbekende knipmuts
Als er iemand was overleden droeg men een sobere muts zonder bloemen of versieringen. Toen ons moeder de muts aflegde vonden wij dat als meiden wel erg jammer.

Moeder is gestorven toen ze 73 jaar was. Vader is 93 jaar oud geworden. Hij was fietsenmaker en werkte bij zijn broer in Usselo die daar een kruideniers annex fietsenwinkel had. Naast de winkel was een smid gevestigd die Abbink heette.Tante Dientje zag vanuit haar kruidenierswinkel wie naar de kerk ging en wist daardoor precies wie bij het koffie drinken na afloop van de kerk een stoof nodig had. Immers er werd na de kerk bij haar koffie gedronken en inkopen gedaan in haar winkel.

Gingen jullie ook al uit in die tijd?

Je had weinig geld in die tijd. Maar we kenden het dubbeltje dansen bij Eysink en Centraal in Haaksbergen of Lippinkhof en Assink (huidige Assinkhof) in Enschede.
Het was een mooie tijd, uitgaan begon op tijd en je was weer op tijd thuis. Je wist waar je aan toe was: “ Noe gaot ze midden in nach oet en verslaopt ze de sundag”.
Ik was natuurlijk ook wel eens verliefd, maar je keek eerst de kat uit de boom.
Van huis uit kreeg je de boodschap wel mee, maar dat hoef ik hier niet verder uit te leggen.

Ik herinner me dat ik een keer een katholieke jongen wel leuk vond. Maar dat was snel afgelopen, vader kwam langs en zei: ” Blief van miene dochter of, vaotgaon”. De verschillen tussen protestanten en katholieken waren nog niet zoals nu, dat wil zeggen men kon niet veel hebben van elkaar. 

Bijna iedereen werkte bij de Boekelose Stoom Bleekerij,

die had toen wel 600 mensen aan het werk. In de oorlog liepen we naar de BSB 1 uur heen en 1 uur terug, alles op klompen. Voor de fabriek had je een apart paar. Onlogisch was het lopen niet, want thuis hadden we samen 1 fiets. Je begon in de fabriek in het pluizenhok, daarna werkte ik me op naar de opmaakkamer, stukwerk, hoe meer je maakte hoe meer je verdiende. Mijn volgende baantje was controleuse en ten slotte kwam ik op de kunstzijdeafdeling.

Mijn man Herman Stokkers leerde ik kennen toen ik 16 jaar was.

We hebben het ook wel eens uit gehad, hadden beiden toen een ander, maar dat heeft maar kort geduurd. Moet kunnen toch, ” Noe slaopt de kleinkinder al bie meka veurdat ze trouwt bint”.
We zijn getrouwd in 1947 en dan moest je stoppen met werken. Het was een schande als je als vrouw moest werken, immers je man moest je onderhouden. De bruiloft hebben we gehouden bij Hulscher (huidige De Buren) waardoor we een schuld van Hfl. 300, – hadden. Dus moest Bertha 1 dag in de week, gedurende 1 jaar bij de vader en moeder van Herman Dalenoord werken, om de schuld af te lossen.
We moesten nog een huis vinden om te wonen. De wachttijd voor toestemming van de gemeente was toen vier jaar. Er was een huis vrij aan de Weleweg, dat toebehoorde aan Herman van De Berke (de verbouwde boerderij waar nu de familie Polman woont). Er stonden vierhuizen waar nu tandarts Van Vegten woont. Op een daarvan hadden wij ons oog laten vallen.
De gemeente wilde echter niet meewerken. Herman van De Berke zei:
”dat huis gaat naar Herman en Bertha”. Doordat Meester Oude Groen en Herman van De Berke samen spanden gingen we toch in het huis zonder toestemming. Vanuit De Berke had je zicht op ons huis. Op een dag was mijn zus met haar man bij mij op bezoek. Ze waren gekomen op de motor. Herman van De Berke vertrouwde het niet en stond plotseling met het geweer in aanslag bij ons in de keuken. Toen hij zag dat het kunnigheid was, vertrok hij weer. Ja, Herman van De Berke schoot op alles wat los en vast zat. Onze andere naober was Lies van Het Teesink een erg fijne vrouw. Het was daar geweldig wonen, we hadden daar nooit weg moeten gaan.
Die tijd was niet geweldig, alles was op de bon en weinig geld. Mijn man was eerst schilder bij Heiink, daarna had hij een goede baan bij Julius van Heek.

In 1957 werden we door Willem Stokkers, de vader van mijn man, uitgenodigd om aan de Kwinkelerweg 223 te komen wonen. De oude lui gingen naar achteren wonen en zo kwam mijn man in de aannemerij.
De dokter heeft me toen nog wel afgeraden daar naar toe te gaan. Herman heeft eerst samengewerkt met Frits Heinrich aan de Boekelosebleekweg. De Kwinkelerweg was toen nog een zandweg (met kuilen) en liep vlak langs erve Het Hulscher waar Geit Hulscher woonde. Er was geen straatverlichting.
Alle dagen kwamen de bakker, kruidenier, melkboer en de groenteman Gerard Schartman aan de deur.

Willem Stokkers kreeg eens van een belangrijke boer opdracht een doodskist te maken. In de werkplaats zocht Willem de timmerman Herman Niemeijer, maar kon hem niet vinden. Bleek Niemeijer in de kist te liggen slapen.

Mijn man wilde nog een keer voor zich zelf bouwen aan de Kwinkelerweg het huidige nummer 29. Ik was tegen, zo’n groot huis wie moet dat schoonhouden. Onze zoon Wim was al getrouwd en Arend was toen 15 jaar en ging naar de M.T.S. in Hengelo. Volgens mij zat Arend meer op het vliegveld dan in Hengelo.
Mijn man zette zijn zin door en bouwde het huis. Hij heeft er maar 1 jaar kunnen wonen, toen overleed hij.
Onmiddellijk stond er iemand aan de deur die de zaak wilde overnemen, maar ik heb hem weggestuurd.
Uiteindelijk heb ik zelf de zaak overgenomen en voortgezet. Dat wil zeggen de jongens (het personeel) hebben het gedaan onder de bezielende leiding van Marinus Ros.
In die tijd en ook daarna heb ik veel steun gehad van Bernard van Heek waarvoor ik hem nog altijd dankbaar ben.

Toen ik 80 jaar werd heb ik binnen het bedrijf ‘De Vutters Club opgericht die ieder jaar een dag bij elkaar komen.
Het interview stopte na anderhalf uur en de reactie van Bertha was:

” ist noe a genog“.